Kleine Man is zoals zoveel jongetjes (en mannen, nu ik er zo over nadenk) wild van (speelgoed)auto’s: brandweerwagen, politiewagen, takelwagen, racewagen, personenwagen, vrachtwagen,… “You name it, he has it.”
“Auto’s spelen” is bij wijze van spreken vaak zijn eerste woord ’s ochtends en meer dan eens het laatste dat hij doet vlak voor hij gaat slapen. Dat is al zo van heel kleins af aan. Hoewel hij een heleboel andere spullen had om mee te spelen, liet hij die steevast links liggen. Ik wilde hem dan ook graag aanmoedigen om naast de auto’s ook zijn andere speelgoed te ontdekken.
Bijgevolg ben ik sinds anderhalf jaar aan het roteren geslagen. Dat houdt in dat ik een aantal middelgrote opbergbakjes vul met educatief, motorisch, constructie-, en fantasiespeelgoed. Elke zondag wissel ik de inhoud van die opbergbakjes om met andere spulletjes.
Kleine Man zijn opbergbox met auto’s is het enige vaste item dat in de living mag blijven staan (hoewel ik die toen ik dit de eerste keer uittestte ook een week heb weggezet). Ik merk dat mijn ventje hierdoor meer bij de pinken blijft waarmee hij speelt.
Waarom is spelen nu eigenlijk zo belangrijk?
De meeste pedagogen zijn het erover eens dat spelen een cruciale rol speelt in de algemene ontwikkeling een kind.
Persoonlijkheidsontwikkeling & zelfbeleving
Zo zou spelen een belangrijke invloed hebben op de ontwikkeling van hun persoonlijkheid en hun zelfbeleving. Kinderen kunnen via het spelen hun ervaringen verwerken en met de werkelijkheid experimenteren. Door hun sociale omgeving na te doen, zullen ze al dan niet bewust het gedrag van die omgeving overnemen. Ze gaan ook meer en meer op hun fysieke omgeving verkennen, waardoor hun leefwereld steeds groter wordt. Tijdens die verkenningstocht komen ze de eerste “spelregels” tegen van wat mag en niet mag.
Ze leren dus eigenlijk al op zeer jonge leeftijd al spelenderwijs hoe ze zich moeten gedragen in de wereld en hoe de wereld in elkaar zit!
Cognitieve ontwikkeling
Al spelend ontdekken kinderen de eigenschappen van de dingen om zich heen. Zo blijkt bijvoorbeeld een bouwblok niet te kunnen rollen, maar een bal wel. Daarnaast is er tijdens het spelen al heel vroeg een speelse kennismaking met taal. Er wordt tegen hen gepraat en voorwerpen worden benoemd: “Hier is de bal!”, “Wat doet de auto? Vroem vroem, tuut tuut”, enz. Aanvankelijk reageren kinderen hier op met geluidjes, die dan geleidelijk aan de vorm van woorden krijgen.
Ongeveer op hetzelfde moment dat kinderen in hun taalontwikkeling van 1- naar 2-woordzinnen overgaan (rond de leeftijd van ongeveer 18 maanden tot 2 jaar) ontstaat er fantasiespel. In het begin is dat vooral een parallel gebeuren: peuters spelen ongeveer hetzelfde spel, maar naast elkaar, niet echt met elkaar.
Pas vanaf 3 jaar gaan ze samen met hetzelfde speelgoed spelen of hetzelfde spel spelen (vadertje & moedertje, doktertje, …). Vierjarige kleuters zijn al goed in staat om hun bewegingen, stem en woordgebruik te variëren, al naargelang hun rol in het spel.
Fantasiespel is niet alleen belangrijk omdat het kind zich leert verplaatsen in een ander, maar ook omdat het op die manier kennis maakt met allerlei sociale rollen en gebeurtenissen.
Emotionele ontwikkeling
Ook op emotioneel vlak lijken kinderen zich beter te ontwikkelen als ze goed kunnen spelen. Ze krijgen in het dagelijkse leven met allerlei gevoelens en emoties te maken. Die emoties worden eerst enkel gevoeld. In een later stadium leren kinderen die emoties ook herkennen en benoemen, vaak al spelenderwijs.
Zo speelt een baby tijdens een “Kiekeboe”-spelletje met de begrippen “weg zijn”, “alleen gelaten worden” en “angst” ten opzichte van “terugvinden”, “samen zijn” en “blijdschap”. Voor het uiten van gevoelens, ook de negatieve gevoelens, is spelen een prachtig hulpmiddel.
Zo kan bijvoorbeeld boosheid op mama of papa, of jaloezie ten opzichte van een broertje of zusje, op een aanvaardbare manier naar buiten komen tijdens het spelen met de poppen of het vadertje & moedertje spelen. Het (spel) is immers niet echt. Dit alles leidt er geleidelijk naartoe dat kinderen hun emoties beter leren beheersen.
Motorische ontwikkeling
De eerste spelletjes met een baby zijn eenvoudige bewegings- en manipulatiespelletjes zoals trappelen met de beentjes, een bal rollen, … Die zijn erg belangrijk voor het zelfgevoel van een kind (“Dit kan ik!”).
Daarnaast is allerhande speelgoed in felle kleurtjes en met bewegende onderdelen er vooral op gericht om een baby aan te moedigen te rollen, grijpen, kruipen, zich op te trekken, …
In latere stadia zullen kinderen kunnen rennen, tegen een bal trappen, springen, fietsen, en zo steeds beter en beter hun lichaam leren beheersen om de meest ingewikkelde bewegingen te kunnen uitvoeren.
Alle fasen op een rij
Baby – 0 tot 1 jaar
Deze eerste fase wordt gekenmerkt door allerlei activiteiten van motorische en vocale aard, die erop gericht zijn om kinderen te laten ontdekken en hun zintuigen te oefenen.
Zoals hierboven vermeld zijn de eerste spelvormen eenvoudige bewegings- en manipulatiespelletjes. Spelen is voor een baby met de armen zwaaien, met de beentjes trappelen, zich omrollen, naar de voetjes grijpen, de handjes ontdekken, geluidjes maken …
Verder houden baby’s ervan om te kijken naar voorwerpen die bewegen, en die groot, rond en kleurrijk zijn. Na het bekijken komt er een moment waarop ze proberen te grijpen naar de voorwerpen die ze zien. Tussen 3,5 en 6 maanden slagen ze er effectief in om een voorwerp vast te grabbelen. Rond 9 maanden nemen ze alles vast wat binnen hun bereik komt en stoppen ze dit onmiddellijk in hun mond om de dingen van naderbij te onderzoeken.
Dit is de periode waarin baby’s zwaaien met voorwerpen, ze laten vallen en ermee op de grond slaan. Ze vinden doosjes die open en weer dicht gaan super interessant, evenals potjes die in elkaar passen en gestapeld kunnen worden. Ook papier dat scheurt of een koek die kruimelt als je ermee op tafel slaat, trekt hun aandacht.
Tussen 12 tot 18 maanden leren de meeste kinderen lopen. Dat gaan ze verder oefenen door met een loopwagentje te stappen, een doos voor zich uit te duwen of een trekdiertje achter zich aan te trekken. Verder geraken de handjes in deze periode beter op elkaar afgestemd. Kindjes zullen stilaan blokjes op of naast elkaar plaatsen, vormpjes sorteren in een vormenstoof of houten puzzelstukken kunnen leggen.
Peuter – 1 tot 3 jaar
Rond de leeftijd van 18 maanden krijgen peuters doorgaans belangstelling voor wat andere kindjes aan het doen zijn. Ze willen de bezigheden van anderen van dichtbij bekijken en ze na doen.
Daarnaast leren ze zich nog beter voort te bewegen: rennen, springen, de bal in een bepaalde richting te gooien, rijden op een loopfietsje of driewieler, overal op en af klimmen,… In groep lopen is vaak een plezierig bewegingsspel.
Het spelen is nog weinig doelgericht in deze fase. Spelen is vooral leren hoe andere mensen zich gedragen, wat er mag en niet mag.
Zoals eerder gezegd ontstaat in deze periode ook het fantasiespel, hoewel peuters aanvankelijk naast elkaar spelen in plaats van met elkaar. Ze doen graag “alsof”: een kartonnen doos wordt een auto, papa wordt een paard, de pop krijgt eten en mama krijgt een speelgoedkopje thee. Op 2 jaar houdt hun spel wel verband met elkaar. Zo zal het ene kind in de zandbak taartjes aan het bakken zijn, terwijl een beetje verder het andere kindje aan het koken is.
Ook het maken van dingen begint stilaan: met de blokken een toren bouwen en die weer omver gooien, een stapeltrein of stapelbogen uit elkaar halen en weer in elkaar zetten, met de stapelringen oefenen. Al deze zaken zorgen voor dolle pret.
Verder zijn steeds dezelfde liedjes zingen, rijmpjes opzeggen en samen dezelfde verhaaltjes lezen geliefde bezigheden.
Het tekenen tenslotte begint ergens in het tweede leeftijdsjaar , weliswaar als louter bewegingsspel. Kinderen maken dan met een kleurpotloodje zwaai-bewegingen, die tot hun grote verrassing sporen blijken na te laten.
Vanaf dan begint het met opzet krassen maken, vrijwel altijd eerst met horizontale krassen heen en weer. Pas daarna ontdekken kinderen de verticale krassen en de krassen in het rond.
Uit de krassen komen spontaan de krabbels tevoorschijn en worden de (teken)bewegingen die kinderen maken beheerster.
Kleuter – 3 tot 5 jaar
Vanaf de leeftijd van 3 jaar evolueert het naast elkaar spelen naar samen spelen met hetzelfde speelgoed of hetzelfde spel spelen (vadertje & moedertje, doktertje, …). Ze spelen na wat ze hebben gezien of meegemaakt en ze beelden hierbij verschillende rollen uit.
Het spelen gebeurt in deze fase nog heel spontaan en beweeglijk.
Pas rond de leeftijd van 4 jaar gaan ze zaken rondom het spel met elkaar afspreken en rollen verdelen. Naargelang hun rol in het spel zijn ze al goed in staat om ook hun bewegingen, stem en woordgebruik te variëren.
Verder kan er in deze periode voorzichtig gestart worden met het aanleren van vaardigheden: zwemmen, voetballen, gooien en vangen vd bal, tekenen, bouwen, enz.
Wat het tekenen betreft, zien kinderen ongeveer na hun derde verjaardag dat hun krabbels stilaan beginnen te lijken op iets dat ze kennen. Vanaf dat moment gaan ze hun krabbels achteraf benoemen. Deze “overgangsfase” tussen het het tekenen als bewegingspel en het echte doelbewust uitbeeldend tekenen duurt meestal tot na de vierde verjaardag en soms wel tot vijf jaar.
Vanaf dan gaan kinderen langzaam aan over naar het uitbeeldend tekenen. Ze tekenen een herkenbare krabbel, voegen daar dan doelbewust iets aan toe en maken op die manier van hun krabbel een gezicht.
Het menselijk gezicht is het eerste wat alle kinderen spontaan tekenen. Dat komt waarschijnlijk omdat dat het meest dominante verschijnsel in hun belevingswereld is. Na het gezicht zijn vrijwel altijd eerst de armen en benen aan de beurt; de zogenaamde “kopvoeters”. Tegen het vijfde levensjaar worden ook de lijfjes getekend.
Lagere schoolkind – 6 tot 12 jaar
Kinderen tussen 6 en 10 jaar hebben veel fantasie. Het ongeorganiseerde fantasiespel gaat in deze periode steeds meer plaats maken voor spelen volgens regels of spelletjes waarbij ze zelf regels mogen bedenken. De groep is bij dat laatste uitgangspunt voor wat er gespeeld wordt.
Er is bovendien meer sprake van competitie. De mogelijkheid om zichzelf te vergelijken met leeftijdsgenootjes levert immers informatie op over zowel de eigen mogelijkheden als die van de andere kinderen.
Kinderen van deze leeftijd hebben veel energie en een grote behoefte aan bewegen, oefenen en vaardigheden leren. Fijn-motorische bezigheden worden uitgebreid herhaald. Bijgevolg wordt hun coördinatie steeds fijner, ze worden sterker, leniger, behendiger en hebben een beter evenwichtsgevoel.
Vanaf 10 jaar ongeveer beginnen kinderen stilaan vriendengroepjes te vormen op basis van hun interesses. Enerzijds willen ze erbij horen en zijn ze sterk gericht op de omgang met hun leeftijdsgenootjes, anderzijds hebben ze soms ook de behoefte om even alleen te zijn.
Door een beter ontwikkelde coördinatie worden hun bewegingen steeds gerichter. Verder hebben kinderen van deze leeftijd een groter uithoudingsvermogen, waardoor ze motorische activiteiten langer kunnen volhouden. Presteren en competitie worden steeds belangrijker. Sportieve spelletjes waarbij ze zich kunnen meten aan elkaar worden volop geoefend. Onderzoek heeft aangetoond dat vooral jongens zich in deze periode graag van hun competitieve kant laten zien.
Tekeningen tenslotte worden steeds ingewikkelder en uitvoeriger. De getekende mensen krijgen kleren aan, ze worden uitgebeeld terwijl ze iets doen, ze krijgen dingen om zich heen. Steeds vaker worden hele taferelen getekend.
Enkele spelvoorwaarden
Om goed te kunnen spelen, moet er aan enkele voorwaarden voldaan worden. Zo moet er voldoende tijd en ruimte zijn om te spelen. De omgeving waarin een kind kan spelen moet veilig zijn, en liefst ook aantrekkelijk aangekleed worden.
Dat laatste betekent niet noodzakelijk dat je kinderen je hele huis als speelterrein moeten overnemen. Een speelhoek in de living kan evengoed naadloos aansluiten op je eigen interieurstijl met een leuk zithoekje, een toffe speelmat (al dan niet met autobaan erop), een mooie opbergkoffer, enz. Op Pinterest zijn er talloze ideetjes te vinden over hoe je een stukje living kan omtoveren in een gezellige speelhoek.
Het spelmateriaal is bij voorkeur uitnodigend. Om spelmoeheid tegen te gaan, is het materiaal voldoende afwisselend en verschillend. Het roteren van speelgoed is hierbij een dankbare methode.
Idealiter worden er telkens één of twee items aangeboden van de verschillende spelvormen:
* bewegingsspel: klimmen, klauteren, springen, voorwerpen vastnemen, enz.
* constructiespel: bouwen, timmeren, tekenen, enz.
* fantasiespel: poppen, keukentje, werkbank, dokterstasje, enz.
* verkennend spel: zand, water, klei, verf, speeldeeg, enz.
Boekjes vallen een beetje buiten de opgesomde categorieën, maar vormen evengoed een belangrijk onderdeel van het aanbod.
Besluit
Het werd hierboven al enkele keren aangehaald: spelen is ongelooflijk belangrijk voor de algemene ontwikkeling van kinderen.
Wat ik als mama persoonlijk heel fijn vind, is dat ik mijn eigen innerlijke kind regelmatig naar boven kan laten komen door met Kleine Man mee te spelen of door het spel in gang te zetten. Niets heerlijker dan dat mijn ventje vraagt of ik met hem wil meespelen. Hoewel er evengoed keren zijn dat hij even alleen moet spelen (omdat mama bijvoorbeeld de keuken nog moet afruimen), zal ik doorgaans op zijn vraag ingaan of uit mezelf de stap zetten.
Naast het contact maken met mijn kind geeft het samen spelen me immers de kans om zijn spelervaring te sturen en in dialoog te gaan: “Waarmee wil je graag spelen? Zullen we met de blokken spelen, of wil je liever puzzelen? “ Als ik na die eerste vraag zou stoppen, dan is zijn antwoord heel vaak “auto’s”.
Door hem een keuze te geven, leert mijn kleine mannetje meteen ook meerdere dingen. Zo wordt hij verplicht om even stil te staan bij wat hij nu precies wil. Hij leert op die manier dat ook zijn mening telt, dat hij keuzes kan maken en dat die keuzes gevolgen hebben. Misschien wil hij helemaal niet met de blokken spelen of puzzelen, maar wel met een nog niet genoemde optie (auto’s haha!). Het kan dan zijn dat mama zegt dat ze liever niet met de auto’s speelt, ook dat mag. Ook dan leert Kleine Man weer spelenderwijs hoe de wereld in elkaar zit!
Ik wens ook jou en je kindje veel spelplezier toe!
Voor meer tips rond opvoeden en ouderschap, volg mij op Facebook, Instagram, of allebei.
Bronnen:
G. Hellenbosch: Syllabus “Ontwikkelingspsychologie,” Plantijn Hogeschool Antwerpen, 2000-2001.
F.J. Mönks & A.M.P. Knoers: “Ontwikkelingspsychologie – Inleiding tot de verschillende deelgebieden,” Uitgeverij Van Gorcum BV, 1988.
V. De Wit: Syllabus “Lichamelijke Opvoeding,” Plantijn Hogeschool Antwerpen, 200-2001, meerbepaald tekst uit “De deelnemers, ontwikkelingsfasen, spelkeuze en consequenties voor begeleiding.”
Kind & Gezin