Lang geleden, in de oertijd, ontstond angst als een beschermingsmechanisme tegen dreigend gevaar. Angst hielp de prehistorische mens immers om gevaarlijke situaties te herkennen en was dus cruciaal om te overleven.
Gelukkig is in onze huidige samenleving de dreiging om te eindigen als hapje van één of andere roofdier (bijna) niet meer aanwezig. Toch maakt angst nog steeds deel uit van een normale ontwikkeling.
Zo kunnen er in elke ontwikkelingsfase andere zorgen en angsten de kop opsteken. Naarmate onze kinderen ouder worden en meer levenservaring opdoen, groeien ze op een bepaald moment ook weer uit die angsten.
Welke angsten onze kinderen ervaren, hoe lang en wanneer ze er last van ondervinden, verschilt van kind tot kind.

1 Angst voor harde geluiden en abrupte bewegingen
Baby’s en peuters (0-2 jaar)
Onze baby’s zijn geen fan van het geluid van een stofzuiger, blender, haardroger, een gesprongen ballon, sirenes, een leeglopend bad, een storm en dergelijke meer. Ook abrupte bewegingen zoals hen te snel neerzetten of bruusk omdraaien, vinden ze niet fijn.
Bij de geboorte is het zenuwstelsel van onze kleintjes immers nog niet voldoende ontwikkeld om harde geluiden en bruuske bewegingen goed te kunnen verwerken.
Kleuters (3-4 jaar)
Naarmate onze peuters de wereld steeds meer gaan ontdekken, en ze rond de leeftijd van 1 jaar letterlijk hun eerste stapjes richting onafhankelijkheid zetten, worden ze zich op een gegeven moment bewust van hun gebrek aan controle.
Zo ontdekken ze op hun eerste wandelingetjes het harde geluid van uitbundige honden die ineens toch wat te dichtbij naderen, of rinkelende fietsers en snel rijdende auto’s, luidruchtig spelende kinderen, enzovoorts.
Bijgevolg gaan die eerste stapjes vaak hand in hand met een toenemende behoefte aan voorspelbaarheid en controle over hun omgeving.
De angst voor harde geluiden kan makkelijk aanhouden tot onze peuters heuse kleuters geworden zijn.

2 Angst voor onbekenden
Baby’s en peuters (0-2 jaar)
Wanneer onze baby’s tussen de 6 en 8 maanden oud zijn, hebben de meesten een nauwe band gevormd met de mensen die hen het vaakst verzorgen.
Ze beginnen het verschil te herkennen tussen bekende en onbekende gezichten. Zo zijn er meestal 1 à 2 personen waarmee ze zich echt heel erg vertrouwd voelen. Voor vrijwel alle andere mensen zijn ze een beetje bang. Dat noemt men de ‘eenkennigheidsfase’.
Baby’s begrijpen nog niet dat onbekende mensen ook best te vertrouwen zijn. Het liefst van al willen ze dichtbij ons blijven.
Bovendien begrijpen ze nog niet goed dat mensen en dingen die uit het zicht verdwijnen, niet helemaal weg zijn en dus ook weer zullen terugkomen. Een groot woord om dit aan te geven is ‘objectpermanentie’.

3 Scheidingsangst
Baby’s en peuters (0-2 jaar)
Zo rond 8 à 10 maanden krijgen onze baby’s door dat we nog steeds bestaan als we de kamer verlaten. Dat we gewoon even ergens anders zijn, waar ze ons niet kunnen zien.
Vervolgens beginnen ze te worstelen met de vraag waar wij naartoe zijn en wanneer we terugkomen.
Iets oudere peuters en zeker kleuters, zal het steeds meer lukken om even van ons gescheiden zijn. Bovendien zijn kleuters al meer gewend, kunnen ze zich beter uitdrukken en zijn ze minder afhankelijk van ons. Toch kan deze angst (helaas) makkelijk aanhouden tot de leeftijd van 3 jaar, en zelfs in vlagen terugkomen tot 6 jaar.
De combinatie van angst voor onbekenden en scheidingsangst kunnen een pittig duo zijn voor elk van ons.
Onze kleintjes houden er niet van om van ons gescheiden te worden. Bovendien kan het gebeuren dat ze het misschien ook niet zo hebben voor de persoon aan wie we hen toevertrouwen. Dat kan moeilijk zijn.
Gelukkig is dit ook weer een fase die voorbijgaat.
Kleuters (3-4 jaar)
Kinderen op deze leeftijd houden er nog steeds niet van om (lang) weg te zijn van de mensen of huisdieren van wie ze houden. Dan kunnen ze zich zorgen maken dat er iets met henzelf, met ons of ons huisdier zal gebeuren.
Lagere schoolkinderen (5-6 jaar)
Ook op deze leeftijd kunnen kinderen nog een sterke reactie vertonen als ze gescheiden worden van ons.
Dat komt omdat ze steeds meer gaan begrijpen van de wereld rondom zich en beseffen dat er slechte dingen kunnen gebeuren met de mensen van wie ze houden.

4 Angst voor alles dat niet vertrouwd is
Kleuters (3-4 jaar)
Het is heel lastig genoeg als ze vreemde mensen niet kennen. Wanneer dan ook nog eens vertrouwde mensen eruit zien als vreemden, omdat bijvoorbeeld hun haar ineens een andere kleur heeft of er een baard staat die er voordien niet was… Ho maar even!
Onze kleuters moeten al aan zoveel nieuwe dingen wennen en aanpassen. Wanneer vertrouwde mensen en dingen onverwachts veranderen, doet dat afbreuk aan hun gevoel van duidelijkheid en voorspelbaarheid, en bijgevolg ook hun gevoel van veiligheid.

5 Angst voor mensen in verkleedkledij
Baby’s en peuters (0-2 jaar)
Vanuit hun angst voor onbekenden zijn ze al niet te vinden voor vreemde mensen. Het helpt dan ook niet als ze bovendien een lange witte jas aan hebben. Of zo’n gekke, rode jurk met bijpassend hoofddeksel en een witte, prikkende baard. Nee, ook niet als ze cadeautjes en snoepjes bij zich hebben…
Kleuters (3-4 jaar)
De angst voor Sinterklaas moet het inmiddels afleggen tegen de angst voor mensen in Halloween-kostuums: heksen, geesten of monsters.
Dat komt omdat kinderen van deze leeftijd volop hun verbeeldingskracht laten werken tijdens hun fantasiespel. Ze hebben nog moeite om het verschil te zien tussen fantasie en werkelijkheid.
Lagere schoolkinderen (5-6 jaar)
De verbeeldingskracht van onze kinderen is nog steeds hard aan het werk op deze leeftijd. Dus alles wat in hun fantasie tot leven komt, kan brandstof zijn voor angst.

6 Angst voor het donker
Kleuters (3-4 jaar)
Het donker kan op deze leeftijd heel eng zijn. Dingen die ze op televisie gezien hebben of in boeken gelezen, kunnen hun reeds levendige fantasie voeden. En zodra hun fantasie op volle toeren draait, zoeken onze kinderen hun eigen verklaring voor rare, nachtelijke geluiden of schaduwen op de muur.
Lagere schoolkinderen (5-6 jaar)
Onze 5 -tot 6-jarigen houden nog steeds niet van het donker, nachtelijke geluiden en ’s nachts alleen zijn. Bovendien is dit de periode van de nachtmerries en nare dromen. Omdat er zo’n dunne grens is tussen fantasie en realiteit, kunnen slechte dromen heel echt aanvoelen.
Lagere schoolkinderen (7-11 jaar)
Hoewel het denken van lagere schoolkinderen op deze leeftijd een pak concreter is, is er nog altijd sprake van een zeer levendige verbeeldingskracht. Niet schrikken dus, als onze 8-jarige vraagt om een lichtje te laten branden op de gang.

7 Angst voor afwijzing door leeftijdsgenoten
Lagere schoolkinderen 7-11 jaar
In principe kan dit vanaf 7 jaar op elke leeftijd wel voorkomen, omdat lagere schoolkinderen veel belang hechten aan vriendschappen.
Toch is er doorgaans een piekmoment te zien tegen het 11de levensjaar, ter voorbereiding op de adolescentie. Vanaf dan beginnen ze zich zorgen te maken over wat andere mensen van hen denken.

8 Angst voor de dood
Lagere schoolkinderen (7-11 jaar)
Onze kroost begint op deze leeftijd stilaan te begrijpen dat de dood iedereen op een bepaald moment treft. En dat dat een permanent gegeven is.
Bijgevolg kunnen ze zich zorgen maken dat er iets gebeurt met henzelf, de mensen, of huisdieren waar ze om geven.

Besluit
Als ouder leven we heel erg mee wanneer ons kind bang is. Het liefst van al zouden we onze kinderen willen beschermen tegen de slechte gevoelens die gepaard gaan met angst.
Toch is het ervaren van de angsten die op elke leeftijd kunnen voorkomen volkomen normaal.
Bovendien geeft angst onze kinderen de kans om te ondervinden dat ze veerkrachtig, sterk en vindingrijk genoeg zijn om ermee om te gaan en op termijn hun angsten te overwinnen.
Volgende keer zien we wat wij als ouder kunnen doen om onze kinderen daarin bij te staan.
Bronnen:
Peter Adriaenssens: “Mijn kind is bang (en ik ook). Opvoeden tot weerbaarheid.” Uitgeverij Lannoo, Tielt, 1998.
Karen Young: “Fear and anxiety. An age by age guide to common fears, the reasons for each and how to manage them.” Heysigmund.com. 2016.

