Veiligheid voorop
Als ouders doen we hard ons best om onze kinderen zo veilig mogelijk te laten opgroeien.
Zo zorgen we voor een stabiele, liefdevolle omgeving, die we volledig “kids-proof” maken. We bedekken stopcontacten en scherpe hoeken van tafels en lage kasten en we plaatsen traphekjes.
Bij het eerste zonnetje smeren we onze kinderen in met liters zonnemelk, zetten hen een zonnehoedje op en als het ook nog even kan een zonnebril.
Gaan we op stap, dan vervoeren we onze kinderen in veilige autostoeltjes of we laten hen een fietshelm opzetten.
Tenslotte leren we ons kind om voorzichtig de straat over te steken.
En wat dan met grensoverschrijdend gedrag?
Desondanks laten velen onder ons het na om het met onze kinderen te hebben over grensoverschrijdend gedrag.
We gaan een gesprek erover vaak uit de weg omdat het een lastig onderwerp is, waar we liever niet al te lang bij stil staan. Omdat het ongemakkelijk en eigenlijk best beangstigend aanvoelt.
Toch is het noodzakelijk om onze kinderen ook op dit vlak emotioneel weerbaar te maken, en misschien in de mate van het mogelijke zelfs fysiek weerbaar.
We kunnen onze kinderen niet altijd en overal beschermen, maar we kunnen hen wel wapenen met kennis. Zodat ze iemand met slechte bedoelingen tijdig kunnen herkennen. Zodat ze weten wat ze moeten doen als ze in een mogelijk enge situatie terecht komen.
8 dingen rond fysieke veiligheid die ons kind moet weten
1 Geef van jongs af aan lichaamsdelen de juiste benaming
Het lijkt misschien wat raar om het tegen een peuter of kleuter te hebben over een piemel, borsten of een vagina.
Nochtans hebben kinderen al snel interesse in hun eigen lichaam en dat van een ander. Zo zullen ze met vragen afkomen of zelf gedragingen stellen die niet overal gepast zijn.
Het is dan ook belangrijk om reeds vanaf de babytijd van onze kinderen de dingen bij hun juiste naam te noemen.
Het zorgt ervoor dat ons kind zijn eigen lichaam leert beleven op een gezonde manier, en meekrijgt dat zijn lichaam niet iets is waarover hij zich hoeft te schamen.
Bovendien leren we onze kinderen op een open manier communiceren. Dat kan mogelijke drempels voor vragen op latere leeftijd wegnemen.
2 Leer je kind welke lichaamsdelen privé zijn (maar blijf er ook weer niet te lang bij stilstaan)
Rond de leeftijd van 2,5 tot 3 jaar beginnen onze kinderen meer te begrijpen en te onthouden. Vanaf dan kunnen we het hebben over welke lichaamsdelen privé zijn.
Leg uit aan je kinderen dat alles wat onder ondergoed gaat, privé lichaamsdelen of geslachtsdelen zijn. Laat hen weten dat geslachtsdelen in principe alleen door zichzelf gezien en aangeraakt mogen worden.
Zeg erbij dat het oké is als mama, papa en andere belangrijke mensen in hun leven hen naakt zien wanneer ze helpen met aan -en uitkleden. En dat het ook oké is als deze mensen hun geslachtsdelen aanraken wanneer ze hen helpen met wassen of hen moeten verzorgen als ze daar pijn hebben.
Maak duidelijk dat het niet oké is wanneer iemand zomaar vraagt om de geslachtsdelen van ons kind te mogen zien, aan te raken of er foto’s van te maken.
Dat het ook niet oké is als iemand zijn eigen privé lichaamsdelen laat zien en aan ons kind vraagt om die aan te raken. Ongeacht wie dat vraagt: of het nu een ander kind, familielid, vriend of een vreemde is.
Zeg dat het evenmin oké is als iemand afbeeldingen toont van geslachtsdelen aan ons kind, of als ons kind zelf zijn geslachtsdelen laat zien aan anderen.
3 Wees heel duidelijk over wat grensoverschrijdend gedrag is
Peuters en kleuters hebben net zoals baby’s nog altijd veel nood aan lichamelijk contact. Ze houden er vaak nog van om op de schoot en ze laten zich graag knuffelen of kietelen.
Verder vinden kleuters rollenspellen fijn, zoals doktertje, vader en moeder. Ze experimenteren hierbij soms met voorwerpen.
De kleuterleeftijd is dan ook een goed moment om het stilaan te hebben over veilige en onveilige aanrakingen.
3.1. Veilige aanrakingen
Vertel aan je kind dat onder veilige aanrakingen eigenlijk alle aanrakingen vallen waarbij we ons prettig voelen: bijvoorbeeld als we knuffelen, elkaars hand vasthouden, elkaar een zoentje geven, of samen ravotten.
3.2. Onveilige aanrakingen
Leg uit aan je kind dat wanneer wij niet willen dat iemand anders ons knuffelt, vasthoudt of kust, we dat mogen zeggen. Die andere persoon moet daar dan onmiddellijk mee ophouden.
Maak duidelijk aan je kinderen dat zij nooit mogen gedwongen worden om iets te doen waar ze zichzelf niet goed bij voelen. Dat zij voor zichzelf mogen en kunnen beslissen waar hun grenzen liggen van wat prettig aanvoelt en dus veilig is, en wat niet.
Dat zij baas zijn over hun eigen lichaam, dat zij alleen mogen beslissen wie hun lichaam aanraakt. Ook al is het maar voor een knuffel. Dat ze de macht hebben om ‘nee’ te zeggen. En dat andere mensen hen daarin moeten respecteren.
Een onveilige aanraking hoeft niet enkel en alleen betrekking te hebben op het aanraken van privé lichaamsdelen, of het niet luisteren als ons kind vraagt om op te houden met kussen, knuffelen of kietelen. Het kan evengoed gaan om duwen, slaan of stampen.
3.3. Ongemakkelijke gevoelens
Gevoelens dienen vaak als barometer voor ons kind om te bepalen of iets als veilig of onveilig ervaren wordt.
Kinderen die geleerd hebben om hun gevoelens te verwoorden, zijn meer afgestemd op de boodschappen die hun lichaam hen vertelt.
Zo kunnen ze een vies gevoel hebben in hun maag, hartkloppingen, zweterige handpalmen, of een ongemakkelijk en onverklaarbaar gevoel dat er iets niet klopt aan een situatie of persoon.
4 Leer je kind het verschil kennen tussen veilige en onveilige personen
Het is belangrijk dat ons kind begrijpt dat niet alle vreemden slechte mensen zijn. En dat evengoed mensen die we wel kennen dingen kunnen doen of vragen, die niet gepast zijn, die ingaan tegen wat prettig en veilig voelt voor ons kind.
Leer je kind de waarschuwingssignalen op te merken waarmee ze iemand met slechte bedoelingen kunnen herkennen.
Dat kunnen namelijk zowel vreemde als hen welbekende mensen zijn, en zowel volwassenen als andere (al dan niet iets oudere) kinderen.
Zo kan een waarschuwingssignaal zijn dat iemand hen probeert mee te krijgen door hen allerlei traktaties of beloningen te beloven.
Een ander voorbeeld kan zijn dat iemand hen vraagt om mee te komen kijken naar hun nieuw hondje dat in hun auto zit, of om mee te zoeken naar een hondje dat weggelopen is.
Ook wanneer iemand ons kind vraagt om een “vriendschap” geheim te houden, zou er een belletje moeten rinkelen bij ons kind.
Zeker als die persoon dingen zegt zoals: “Ik vind het heerlijk om met je om te gaan, maar als je het je ouders of iemand anders vertelt, laten ze ons niet meer samen spelen. Je mag het aan niemand vertellen, oké?”
Of nog: “Dit is ons kleine geheimpje. Als je het aan iemand vertelt, krijg ik grote problemen en jij ook.”
Een andere rode vlag kan zijn dat een volwassene ons kind om hulp vraagt. Geef je kind mee dat volwassenen groot genoeg zijn om zelf hun problemen op te lossen. En dat ze dus nooit de hulp van een kind zouden vragen.
5 Leer je kind hoe het zich kan redden uit een onveilige situatie
Leer je kinderen dat het oké is om zich (al dan niet met een leugen) zo snel mogelijk uit de voeten te maken, als ze het gevoel krijgen dat ze zich in een onveilige situatie bevinden.
Maak aan je kinderen duidelijk dat het echt wel oké is om weg te gaan of te vragen om de badkamer te gebruiken, als ze het idee hebben dat ze moeten zien weg te geraken van een ander kind of een volwassene. Omdat die hen een slecht gevoel geeft of hen vraagt om iets te doen dat onveilig aanvoelt.
6 Leer je kind hulp zoeken bij de juiste personen
Leer je kinderen om behulpzame mensen te zoeken, als ze zich ooit in een situatie bevinden waarin ze onmiddellijke hulp nodig hebben. Bijvoorbeeld als ze ons niet kunnen vinden of verdwaald raken.
Dit kan een ouder met een kinderwagen of kleine kinderen zijn, een politieagent, of een leraar.
Zeg hen dat ze nooit bij iemand in de auto mogen stappen die zegt dat hij zal helpen zoeken. (Aangezien ze ons daar ter plaatse zijn kwijt geraakt.)
7 Leer je kind dat het altijd terecht kan bij jou of een vertrouwenspersoon
Leer je kind dat als er ooit iets gebeurt dat niet goed aanvoelt (zoals in 2, 3 en 4 beschreven wordt), ze dit onmiddellijk aan een vertrouwde volwassene moeten vertellen.
Maak je kinderen duidelijk dat ze jou altijd alles kunnen komen vertellen, dat ze nooit in de problemen zullen komen als ze dat doen en dat je ze altijd zal geloven.
Het is belangrijk om in eender welk gesprek met je kinderen een open houding aan te nemen, zodat ze daadwerkelijk de eerder genoemde dingen durven komen vertellen wanneer ze zich zouden voordoen.
Wanneer ons kind om de één of andere reden het gevoel heeft dat het met bepaalde zaken niet bij ons terecht kan, is het een opluchting om te weten dat ons kind nog een andere vertrouwenspersoon heeft buiten onszelf.
8 Leer je kind je echte naam, adres en telefoonnummer
Wanneer ons kind om eender welke reden van ons gescheiden wordt, is het wel handig dat onze kinderen weten wat onze volledige voor -en achternaam is, waar we wonen en hoe ze ons kunnen bereiken.
Dit is iets dat we steeds opnieuw zullen moeten oefenen met onze kinderen, zodat ze dit goed blijven onthouden en kunnen toepassen op het moment dat het nodig is.
Besluit
Toegegeven, het is beangstigend om het met onze kinderen te hebben over grensoverschrijdend gedrag.
Toch betekent het niet dat we niet op regelmatige basis met hen moeten praten over hoe ze zichzelf kunnen beschermen of wat ze kunnen doen in een enge situatie.
Op die manier bereiden we hen immers voor op de minder leuke kanten van het leven. Bovendien kunnen de vaardigheden die we hen leren misschien erger voorkomen en ons sneller herenigen.